(Column AD, 15 augustus)
,,Ik denk dat ik mijn pols gebroken heb”, mijn vader kwam naar de vouwwagen lopen en met zijn linkerhand ondersteunde hij zijn rechterpols. ,,Wat een rotgrap”, zei mijn moeder die net bezig was met het snijden van een ui voor in de uiensoep. Helaas….het was geen grap en ik herinner me het nog precies; we stonden op een camping in Zuid-Frankrijk, het was eind jaren zeventig en ik was zeven jaar. Tijdens een partijtje voetbal met mijn broer was mijn vader uitgegleden. Hij had zijn val willen breken maar brak ondertussen zijn pols.
Daar stonden mijn ouders dan met drie jonge kinderen tussen de 7 en 12 jaar en zonder een woord Frans te spreken. Gelukkig was er een behulpzame Nederlander op de camping die wel Frans sprak en mijn vader meenam naar het ziekenhuis. Mijn vader kwam terug met zijn rechter-arm in het gips. Hij kon niet meer autorijden want het schakelen lukte niet. Omdat mijn moeder geen rijbewijs had zaten we met een probleem; gelukkig had de ANWB een oplossing. Er werd geregeld dat er iemand naar onze camping kwam om ons op te halen. Deze man was naar het dichtstbijzijnde vliegveld gevlogen en kwam met een taxi naar de camping. Mijn mond viel open van verbazing toen hij uitstapte; deze man leek op ‘De Man van Zes Miljoen’ van de gelijknamige Amerikaanse serie. Ondanks mijn jonge leeftijd was ik enorm onder de indruk van deze man; wat een knappe, stoere, redder in nood!
Die adoratie verdween toen hij ons vanuit Zuid-Frankrijk naar huis reed. Wat een drama! ‘De Man van Zes Miljoen’ zat achter het stuur, mijn vader daarnaast en mijn moeder, broer, zus en ik zaten achterin in de kleine ‘Simca 1100’. Mijn vader wist dat ik snel wagenziek was en reed altijd redelijk rustig. Deze ‘Man van Zes Miljoen’ had haast en reed zelfs op slingerweggetjes minstens 80 km per uur. Ondertussen was het wel dertig graden in onze auto zonder airconditioning. Het duurde dan ook niet lang of ik was wagenziek. Mijn moeder en zus deden uiteindelijk ook gezellig mee; wat zijn wij ziek geweest… Mijn arme broer zat bij het raampje en stak zoveel mogelijk zijn hoofd uit het raam om de geur maar niet te hoeven ruiken. Binnen 2 dagen waren we thuis. Het was een reis om nooit meer te vergeten. Franse Uiensoep heb ik daarna nooit meer gegeten. Als ik de verpakking zie word ik al misselijk.
En hij is zo lekker, je geniet er 2x van!