Sorry is geen toverwoord!

,,Ik weet het echt niet”, zei mijn destijds negenjarige dochter Pien. Ik was chocoladereepjes kwijt en vroeg of zij wist waar ze lagen. Ik geloofde haar op haar mooie blauwe ogen en liet het onderwerp rusten. Toen ik een paar dagen later de wikkels van de chocola in haar schooltas vond heb ik Pien bij me geroepen. Mijn boodschap was duidelijk: ik vond het erger dat ze recht in mijn gezicht loog, dan dat ze die reepjes had opgegeten. Met een waterval aan tranen en veel snot betuigde ze haar spijt. Ze zal dit voorval nooit meer vergeten.

Ik denk dat er gradaties zijn in liegen. Je hebt ‘een leugentje om bestwil’. Daar maakt bijna iedereen zich weleens schuldig aan. Je hebt ‘dingen verzwijgen’ omdat je hoopt dat de ander er niet achter komt. Daar zijn sommige mensen ook heel goed in. En je hebt glashard in iemands gezicht liegen. Dat is volgens mij voorbehouden aan een kleine groep mensen. Tenminste…dat mag je hopen.

Sommige politici blijken van alle markten thuis. Niet alleen in de landelijke politiek, maar ook in de Amersfoortse. Ik hoef alleen maar te denken aan de perikelen rondom de Westelijke Rondweg of het geschil met projectontwikkelaar Vahstal. Daarom ben ik ook heel blij dat de gemeenteraad van Amersfoort bij de zaak Vahstal de regie naar zich toe lijkt te trekken. De tijd dat de gemeenteraad de verantwoordelijk wethouders nog op hun mooie blauwe ogen gelooft, lijkt voorbij. Hopelijk is dit geen eenmalige actie. 

Is achterhouden van informatie liegen? In de politiek vind ik dat wel. En achteraf ‘sorry’ zeggen vind ik te makkelijk. Op de school van Pien werd ook geleerd om ‘sorry’ te zeggen. Als je vervelend was tegen een ander kind moest je daarna spijt betuigen. Maar toen een jongen een klasgenoot een stomp gaf en meteen daarna sorry zei en dit meerdere keren herhaalde sprak de juf de onvergetelijke woorden: “Sorry is geen toverwoord”. En zo is het. Knoop dat in je oren politici! En lieg niet!

Alles raakt op…

 De kleren in mijn kast, mijn geduld, mijn hoop. Alles lijkt wel op te gaan.  In mijn la liggen steeds meer sokken met gaten, mijn ondergoed gaat lubberen en eigenlijk wil ik graag nieuwe gympen. Natuurlijk kan ik alles wat ik nodig heb digitaal bestellen maar dat wil ik niet. Ik denk namelijk al weken dat het niet lang meer zal duren voordat we weer gewoon naar een winkel kunnen. Zonder te reserveren naar binnen gaan, verschillende producten door je handen laten glijden en dan ter plekke kiezen. Dat wat we vroeger zo gewoon vonden. Maar nee. Zover is het nog niet.

Ik voel me een beetje een zeurend kind, maar ik merk dat ik het steeds moeilijker vind om positief te blijven. Misschien komt dat ook wel omdat de stip aan de horizon steeds kleiner lijkt te worden in plaats van groter. Hoewel ik meestal positief in het leven sta begint mijn geduld zo langzamerhand echt op te raken.

In mijn hoofd zwabberen de gedachten net zoals het beleid van de overheid. Hugo’s gewauwel over dat we voor de zomer allemaal onze eerste vaccinatie hebben gekregen; ik geloof er niet meer in. Pas wanneer dat ding in mijn arm wordt gezet haal ik opgelucht adem. Eerder reken ik me niet rijk.

Terwijl er mensen als proef op vakantie gaan durf ik niet eens meer te dénken aan een plekje op een camping, met een kabbelend beekje voor de tent. Terwijl er experimenten gehouden gaan worden met duizenden feestvierders zie ik mezelf deze zomer nog niet eens met een paar vriendinnen op een terrasje zitten. Ik ben zelfs bang dat we over tien jaar zeggen: ,,weet je nog… in het voorjaar van 2021 dachten we dat we er al bijna waren.” Mijn hoop op een normaal leven lijkt inmiddels wel verdwenen. 

Ondertussen probeer ik maar ‘gewoon’ door te leven en houd ik me vast aan de dagelijkse dingen. Ik probeer mijn hoofd uit te schakelen en even helemaal niets te vinden. Misschien is dat wel een goed idee; even niets vinden. Hoef ik ook niet naar antwoorden te zoeken.

Het is toch je eigen zooi!

,,Hé, je laat wat vallen!”  Voor me fietst een groep jongeren en een van hen gooit de lege verpakking van zijn frisdrank gewoon van zich af. Hij kijkt verstoort achterom. Ik stap van mijn fiets af en stop het flesje in mijn fietstas. Ik erger me groen en geel. Ondertussen voel ik me ook wel een beetje een ‘schooljuf’ met mijn belerende toontje. Waar gaat het toch mis? Hoe komt het dat we het idee hebben dat we ons eigen afval gewoon overal en nergens kunnen dumpen en dat een ander het wel op zal ruimen?

De gemeente kent het probleem. Het gaat niet alleen om zwerfafval. Ook het dumpen van grof vuil bij de bovengrondse vuilnisbakken loopt de spuigaten uit. Amersfoort heeft al verschillende proeven uitgevoerd maar het lijkt een gevecht tegen de bierkaai. Als één persoon een oude stoel naast zo’n container zet, plaatsen binnen de kortste tijd ook anderen hun afval erbij. Voor je het weet moet er een flinke vrachtwagen aan te pas komen om alle zooi weer op te halen. Een telefoontje naar de ROVA lijkt teveel moeite.  ‘Pleur het maar neer, de gemeente ruimt het toch wel op.’

Zelf ben ik opgevoed met het idee dat ik zelfs het kleinste snippertje afval niet op straat mocht gooien. Als er per ongeluk een papiertje uit mijn jaszak dwarrelde tijdens een fietstocht voelde ik me al schuldig. Maar dat heeft er wel voor gezorgd dat ik mijn afval opruim. Op het fanatieke af.  

Ook ik vind het onhandig dat ik met een pasje de vuilcontainer moet openen en dat ik verplicht ben om naar een aangewezen container te gaan. Alle containers zouden gewoon open moeten kunnen zonder pasje. Maar hoe goed de gemeente het ook regelt; de oplossing begint bij onszelf. Gewoon wat extra moeite doen om te zorgen dat je afval goed kan worden verwerkt. Het is verdorie onze eigen zooi! Neem dan ook je eigen verantwoordelijkheid. En geef het door aan je kinderen zodat zij niet hun plastic flesjes droppen op straat. Iets met jeugd, toekomst en opvoeden. 

Vertrouwen in de politiek is weg

Het is weg. Het was al wat minder geworden, maar na het gestuntel deze week in Den Haag ben ik het helemaal kwijt; mijn vertrouwen in de politiek. Door het lekken van de notities van Ollongren is wel duidelijk geworden dat de politiek het één grote slangenkuil is.

Liegen en bedriegen. Gekonkel onderling. Juist de man waar we blind op zouden moeten kunnen vertrouwen heeft  gelogen. Pieter Omzigt wist natuurlijk al lang dat Mark Rutte geen moeite heeft om de waarheid te verdraaien. Pitbull Pieter kreeg samen met Renske Leijten de toeslagenaffaire boven tafel ondanks alle tegenwerking. Ondertussen zijn verkiezingsbeloften ook niet meer zo heilig. Halvering van de veestapel blijkt geen harde eis van D66 en Jesse Klaver maakt van vluchtelingen ineens geen breekpunt meer. Snapt u het nog? Hoe moeten wij nog vertrouwen houden? 

De situatie in Amersfoort is minder explosief dan in Den Haag, maar ook in de lokale politiek heb ik steeds minder vertrouwen. Voor de vorige gemeenteraadsverkiezingen was GroenLinks tegen de Westelijke Rondweg, maar tijdens de formatie bleek het geen kantelpunt. En zou de stekker er niet uitgetrokken worden wanneer het budget wordt overschreden? Ik zie het voorlopig niet gebeuren. Wethouder Hans Buijtelaar is een beetje de Mark Rutte van Amersfoort. Niet dat hij liegt, maar transparant is hij ook niet altijd. Is het al bekend hoeveel de Amerena daadwerkelijk heeft gekost? En waarom een vergadering over Vahstal achter gesloten deuren? 

Gelukkig hebben we onze eigen pitbulls: Ben Stoelinga en Menno Fousert van Amersfoort2014. Zij eisen openheid van zaken en laten zich niet zo makkelijk afschepen. Waarschijnlijk vreselijk irritant voor iedereen op het stadhuis maar o zo nodig voor onze democratie.Ik ben benieuwd hoe het vertrouwen in de politiek weer terug kan komen. Over een jaar zijn er weer gemeenteraadsverkiezingen. Voor die tijd komen de beloftes. U bent gewaarschuwd.