Het haalde niet eens de voorpagina van deze krant. Islamitische Staat liet vorig weekeinde een vrachtauto exploderen in Bagdad, midden in een winkelstraat. Meer dan 200 mensen stierven. Mannen en vrouwen zoals u en ik. En kinderen, heel veel kinderen. Het leek wel alsof de berichten over deze aanslag verdwenen tussen het andere nieuws, als de stengeltjes van een uitgebloeide paardebloem in de wind. Gek, want dit was de dodelijkste IS-aanslag van dit jaar.
De aanslag op de luchthaven van Istanbul kwam wél binnen bij veel mensen. Dat voelt toch anders. Bagdad kennen we niet, op het vliegveld in Turkije zouden we zelf geweest kunnen zijn.
Vorige week werd er op het Lieve Vrouweplein een bijeenkomst georganiseerd om die aanslag in Istanbul te herdenken. Toevallig was ik in de buurt. Ik zag mensen samenkomen en een minuut stilte houden. Heel even heb ik overwogen om me bij de groep aan te sluiten maar ik heb het niet gedaan. Ik twijfelde; voor wie sta ik daar en is het niet opzichtig. Heeft het niet iets van kijk mij eens solidair zijn?
Dat was anders na de moord op twaalf mensen bij Charlie Hebdo in Parijs begin vorig jaar. Toen stond ik nog wel op het plein; als journalist vond ik dat ik dat moest doen. De tekst Je Suis Charlie zette me aan het denken.
Na de verschrikkelijke aanslagen in Parijs op 13 juni heb ik de Franse vlag over mijn foto op Facebook gezet. Waarom? Ik wilde iets doen en dit was wel het minste. Zo kon laten zien dat ik mee leefde met de slachtoffers en hun familie. Maar waar waren de regenboogkleuren over mijn foto na de verschrikkelijke schietpartij in Orlando op een homonachtclub? En heb ik iets gedaan na de aanslag in maart in Brussel waar 32 doden vielen en zo’n 340 mensen gewond raakten?
Ik weet niet hoe het met u zit, maar het lijkt alsof de aanslagen steeds sneller naar de achtergrond verdwijnen en mij minder doen. Tot het moment dat we massaal onze eigen rood-wit-blauwe vlag over onze foto’s op Facebook gaan plaatsen. Dan schreeuwen we het uit.