(Onderstaande column is gepubliceerd in Aedes Magazine, waar ik maandelijks in schrijf)
“Wat zal ik hier mee doen?”, mijn schoonmoeder kijkt me vragend aan. In haar hand heeft ze een ronde koektrommel. De trommel herinnert mij aan mijn eigen jeugd; ook mijn ouders hadden zo’n exemplaar. Bij ons zat er nog een knopje op de deksel, maar op de trommel die mijn schoonmoeder omhoog houdt ontbreekt dat. Ook is hij op sommige plekken kaal en glimmend. “Volgens mij ben je er nog aan gehecht”, is mijn reactie. Ze knikt “Ja, we hebben hem al zo lang. We kregen hem tijdens ons huwelijk, bijna 60 jaar geleden”. “Gewoon houden dan”, is mijn antwoord. Mijn schoonmoeder geeft me de trommel aan en ik stop hem in één van de dozen.
Ik kijk naar de broze handen van mijn schoonmoeder. Over de tachtig zijn en dan verhuizen is een hele klus. Al weken zijn ze er mee bezig. Alle spullen die ze hadden verzameld zijn door hun handen gegaan. Vele ritjes naar de kringloop en de vuilstort waren het gevolg. Ik kijk nog eens goed rond. Zesendertig jaar hebben ze hier gewoond, jaren vol herinneringen. De foto waar hun drie kinderen op staan is al van de muur gehaald. De schroef waar het lijstje aan hing hangt er nog. Daaronder zie je een soort afdruk van de fotolijst.
Ik reik naar een theepotje, pak hem in en leg hem naast de koektrommel. Nog een paar theedoeken om de verhuisdoos op te vullen en dan kan deze ook weer dicht. “Keuken” zet ik er met markeerstift op. Ik zet de doos in de gang. We gaan door. De ene na de andere doos vult zich. Zou alles in de nieuwe keuken passen? Mijn schoonouders verhuizen van een grote woning met tuin naar een appartement midden in het dorp. Met lift, zodat ze niet meer de trap op hoeven.
Mijn schoonmoeder staart naar buiten. Ze is moe van alle emoties. “Zullen we even wat drinken?”, stel ik voor. Ze knikt. Als het water voor de thee kookt kijken we elkaar aan. We lachen. “Weet jij nog in welke doos de pot zit?” vraagt ze. Ik knik.